Lotje de kat, begraafplaats aan zee

miriam-van-broekhuizen Blogpost door: miriam-van-broekhuizen
Geplaatst op: 11-09-2012 om 19:41

Wat een verschil zit er in omgaan met verlies…niet te geloven. Ga je lekker met je gezinnetje naar het strand. Denk je. Lekker in je badpakje, handdoekje mee. Een grote koelbox of strandtas met allemaal lekkere dingetjes erin. De zon schijnt, de lucht is blauw, wat wil je nog meer. Spelende kindertjes, met emmertje, schepje, water erbij en modder maken. Denk je. Tot je vanaf je handdoekje eens heel goed kijkt en denkt: ”Wat doen ze nou? Hebben ze zich ingegraven? Wat grappig. Maar het lijkt wel of...” En dan kijk je goed, en zie je dat ze iemand aan het nadoen zijn. En niet zomaar iemand. Nee. Nee, juist ja, ze spelen voor lijk. Om de beurt. Eerst de een ingegraven, tot aan de knieën weliswaar. Maar toch. En dan het hoofd erbij. Een blik in de ogen waarvan je alleen maar kan zeggen dat is een dode, nietszeggende blik. Zoals opa eruit zag, opgebaard in het logeerbed. Zoals ook oma eruit zag, opgebaard in de kist. Zo spelen de kinderen lijkje aan het strand. Met een uitgestreken gezicht liggen ze om de beurt opgebaard. Het meest schokkend waren hun handjes. Die hielden ze namelijk op een speciale manier gevouwen op hun buik. Wat een perfecte imitatie. Zo tijdens een heerlijk dagje strand.

Elke dag spelen Mara en Max soortgelijke spelletjes. Elke dag gaat het gesprek nog over opa en oma. Zelfs ’s nachts wordt Max wakker; gaat bovenop de dekens zitten. In zijn dromen schuift hij de gordijnen aan de kant. Zijn mama hoort het gestommel op zijn kamer, en gaat even kijken. Ze ziet Max zitten en vraagt: ”Wat ben je aan het doen, Max?” “Nou”, zegt Max, “Ik kijk even of opa en oma er nog zijn, of ik de sterretjes wel zie. Nou is er net een wolkje ervoor. Even wachten, mama, dan zie ik opa en oma weer. Kijk! Daar zijn ze weer.”
In onze kamer, waar het keukentje staat, spelen ze vaak de tijd na, toen opa net was overleden. Dan is de ene opa en de andere is dan de mama. En wel een heel verdrietige mama. Die heel hard huilt. Die bij opa aan het bed zit en haar tranen laat stromen. Die de post bekijkt en allemaal kaartjes leest. Die bloemen uitzoekt in een boek. Die een gedicht aan het maken is, om voor te dragen op de crematie. In alle hevigheid spelen Max en Mara deze periode na. Elke dag weer. Voor de kinderen een heel mooie manier om alle ervaringen en emoties te verwerken, een plekje te geven. Zouden ze al door hebben, dat opa en oma echt niet meer terugkomen?

In een pubergezin gaat het echter heel anders. Lars en Brit lijken het gewone leven weer opgepakt te hebben. Als hun moeder even haar dag niet heeft, zien ze dat gelijk. Dan krijgt ze een aai, of een extra bakje koffie. Dan vragen ze: ”Gaat het een beetje, mam?”
Maar als er ineens soortgelijke dingen gebeuren, komen hun eigen gevoelens weer naar boven. In alle hevigheid. En dan merk je, dat het gewone leven wel gewoon doorgaat, maar dat de emoties er zeker nog zijn. Ze zijn even in een doosje gestopt. In een doosje waarvan zo af en toe, door gebeurtenissen om hen heen, de deksel afgaat. En ook eraf MOET gaan. Ook voor hen mogen hun eigen emoties een plekje krijgen, mag je ze doorleven, moet je ze doorleven, om het gebeurde ooit een plekje te kunnen geven. Als je er namelijk niet doorheen gaat, ontploft ooit de deksel van het doosje, om alsnog eruit te kunnen komen. In alle hevigheid die daarbij hoort.
Zo had Brit een klasgenoot, waarvan zijn vader in de zomervakantie is overleden. Dat zat er al aan te komen. Toch kwam het als een schok. In Brit bracht het meerdere emoties naar boven. Zo als ze tijdens het overlijden van haar opa en oma zo bezorgd was voor de grote en kleine mensen om haar heen, zo bezorgt was ze nu om haar klasgenoot. Ze zette haar eigen emoties opzij, en ging koste wat kost naar zowel de condoleance als de crematie zelf. Zo knap van haar. “Ja”, zei ze zelf, “Ik wil er gewoon zijn voor hem. Ik wil er gewoon zijn. Om hem te steunen. Ik ga niet naar school, hoor mam, ook al krijg ik geen vrij, ik ga naar die crematie. Hij heeft mijn steun nodig”.

En Lars brak, toen zomaar op een woensdagmiddag zijn hamster dood in zijn kooitje lag. Onze hamster, die al 3 was. Waarvan we wisten, dat hij al in reservetijd leefde. Hamsters worden gemiddeld namelijk maar 2 jaar. En toen lag hij op zijn zij. We hadden net bezoek van een vriendin; zalig in de tuin gegeten, spelende kinderen op de trampoline. Binnen gekomen, maakte de vriendin een geintje. “Goh, het lijkt wel of Barnie daar dood in zijn hokje ligt. Haha, zo op zijn zij te liggen.” En Lars kijken, iedereen erom heen. En inderdaad, Barnie had het loodje gelegd. Lars bekeek hem goed. Ging meteen tot actie over. “Mam, als we hem in de tuin begraven, dan vindt Dorus hem natuurlijk. Want die heeft een graafmanie, loopt hij ineens met Barnie in zijn bek.” Er werd gezamenlijk besloten, dat Barnie in de voortuin werd begraven. Daar kon immers Dorus niet bij komen. Een doosje gezocht, een schep, mooie steentjes en takjes om het grafje te verzorgen. Barnie lag op zijn laatste rustplaats. En toen kwamen de tranen. Een rood hoofd, diepe snikken en veel tranen. Later, toen de vriendin naar huis kwam en we samen op de bank zaten kwamen zijn gedachten naar buiten. “Wat een rotjaar, zeg, waarom gaat iedereen om me heen toch dood? Eerst Lotje, toen opa, toen oma en nou ook nog Barnie...wat doe ik verkeerd? Waarom gebeurt dit toch, mam?” En ik, ik zat op de bank naast hem. Wreef hem over zijn rug, aaide hem wat. Troostte hem. Liet zijn gevoel er gewoon zijn. Probeerde het niet weg te nemen. Ervaren, voelen verwerken. Ik had er even geen woorden voor. De hobbels in ons leven.

Plaats een reactie

Zelf een opmerking of een tip? Plaats hier je comment en geef jouw advies!

 



captcha

Andere columns van miriam-van-broekhuizen